Nederland is lamgelegd. De thermometer verraadt ons vijfendertig graden in de schaduw. Er zijn twee zaken waarmee je ons land stil krijgt: voetbal en warmte, wij krijgen het op onze dag van vertrek.
We hebben maanden naar dit moment toegewerkt en het – tot nu toe – zakelijk benaderd: werk op orde, rekeningen betaald, huurder in de woning, wandelschoenen gekocht. Nu, een dag voor vertrek, krijgen we kriebels. Onwetende, nieuwsgierige kriebels voor wat er op ons pad gaat komen.
Rond vier uur vallen de goddelijke kanaries van het dak (Nederland – Brazilië uitslag 2-1), en is het tijd om het land te verlaten. Op Schiphol worden we uitgezwaaid door familie. Ja, je leest Schiphol. Natuurlijk, in de tijd van Siegeric, de Engelse aartsbisschop die als eerste de route liep en documenteerde, pakte je waarschijnlijk je favoriete ezel uit de schuur, kuste je vrouw gedag en ging je lopen. Wij pakken het vliegtuig naar London om met hightech schoenen, een telefoon met internet en een aantal mooie routekaarten van Canterbury naar Rome te lopen.
Helaas. Een eerste tegenslag voor deze pelgrims in spe: de moderne ezel zakt door haar hoeven. Anderhalf uur vertraging.
Het is voorbij middennacht wanneer we in London bij de broer van Jolanda arriveren in een sprookjesachtige cottage, waarvan de witte muren begroeid zijn met klimop. We worden gastvrij ontvangen door M. die sinds maart in London werkt en dit huis deelt met twee andere mannen en een hond. Over de hond: je hebt hondjes, honden, honden en honden. Dit is geen hond, koe, paard of wat dan ook. Het is een dinosaurus. Groot behaard en veel pus tussen zijn rode ogen én hij ligt voor de deur. Omdat de dino niet in beweging komt, moeten we via het raam naar binnen.
We slapen goed in de volgepropte slaapkamer. Ondanks de waarschuwing van M. – Gewoon negeren die douche maakt de douche ons wakker. We weten niet hoe we dit moeten negeren. Een vuvuzela klinkt als muziek vergeleken met de pokkenherrie die deze waterval weet te produceren. Is niets, gewoon foutje in het mechanisme.
Om elf uur gaan we London in, op zoek naar een Engels ontbijt. We verwachten weken met stokbrood en pasta dus dat we nog een keertje zondigen met worstjes, ei en bonen, daar zal geen pelgrim over vallen. Na het ontbijt nemen we afscheid van M. en nemen de luxe maar dure trein naar Canterbury, de plaats waar het allemaal moet gaan gebeuren.
Vanaf het station in Canterbury lopen we langs de middeleeuwse verdedigingsmuren het centrum in. Na het drukke London snakken we naar de rust van deze kleine stad. Krappe steegjes waar op krijtborden het eten wordt aangeprezen, onverwachte stadstuinen waar je tussen de bloemen op het gras mag zitten, een liefelijke rivier: Canterbury heeft het. De sirenes zijn ingewisseld voor klinkende glazen van de volle terrassen met studenten en toeristen.
We bezoeken de bekendste kathedraal van Engeland – kijken naar het fabelachtig, mooie glas in lood van het imposante bouwwerk – en krijgen een eerste stempel op het pelgrimspaspoort dat wij van de Vereniging voor Pelgrimswegen hebben ontvangen. We kijken naar de inkt en naar elkaar. Dit staat.
Morgen gaan we lopen.