Licques – Wisques | Dag 6

Bang voor de zon vervroegen we onze starttijd naar zes uur. Onder luid gekakel van scharrelende hanen rond de camping vervolgen we onze tocht. De moed die we gisteravond hebben verzameld, zakt na exact één kilometer in de hoge wandelschoenen: we lopen verkeerd…$%$?###!
Het blijkt een voorteken van deze dag. De ene na de andere hond jaagt onze adrenaline omhoog. We passeren talloze kleine, vergeten dorpjes waar geen winkel of café te vinden is. Voor de locals is het een half uurtje rijden naar de dichtstbijzijnde winkel in een wat grotere plaats, voor ons is dat een dag lopen.

We pauzeren vaak en drinken onze camelbacks (watertassen bovenin onze tas, waar we met een lang rietje uit kunnen lurken) leeg, het is bloedheet. Ewout denkt 62 graden. Jolanda denkt 61 graden.

Als we een bos uitkomen zien we dat duizenden vliegjes de weg naar onze bezwete armen, benen en gezicht hebben gevonden. We lachen erom en vegen ons gezicht schoon, voordat we in Acquin aanbellen bij een huis waarvan we zeker weten dat er geen hond in de tuin slaapt – met grote stappen, luid pratend zijn we de straat ingelopen, en in deze tuin bleef het stil. Een kleine gebogen mevrouw op leeftijd rommelt enige tijd bij haar voordeur. De deur gaat op een kier, ze neemt ons op. De deur gaat weer dicht en na wat nieuw gerommel gelukkig volledig open.
‘Natuurlijk, jullie mogen hier je watervoorraad bijvullen, geen probleem.’

Deze kleine geste geeft ons de energie waar we naar op zoek zijn om het laatste uur door te komen.
Zo’n twee kilometer voor Wisque, ons eindstation vandaag, stopt er naast ons een auto. Een jonge vrouw met drie kinderen op de achterbank draait haar raampje open, ‘Waar moeten jullie heen?’ Ze kijkt ons aan of we gek zijn.
‘Wij gaan naar Wisque!’
Ze gooit haar deur open. ‘Stap in.’
We glimlachen. ‘Bedankt, maar we willen lopen.’
Ze fronst haar wenkbrauwen, wenst ons sterkte.
Terwijl de auto ons in stof en rook achterlaat, kijken we elkaar aan. We zijn trots, vermoeid en oververhit, maar we gaan dit zelf doen.

We hebben een mooi vooruitzicht: onze eerste nacht in een Abdij. Althans, dat hopen we. In een uiterst moeizaam verlopen telefoongesprek in het Engels, Frans en Nederlands, hebben we gepoogd te vragen of we langs mochten komen.
Nog een flinke heuvel, dan dalen we af in de richting van de St. Paul Abbey. Overtuigd dat niemand ons kan weigeren in deze toestand, strompelen we het bloemrijke complex op.

We worden inderdaad hartelijk ontvangen door pater Olivier. Hij geeft ons een rondleiding door de Abdij (dit had wat later gemogen – bezweet met backpacks – goed, leg dat maar uit in het Frans). Tot slot wijst hij ons een kamer. We hadden er al op gerekend het hier gescheiden slapen zou betekenen, maar hier werden we al direct verrast: Een sobere, nette tweepersoonskamer.

Wanneer we na het opfrissen beneden in de gemeenschappelijke ruimte komen, staat er een ijskoude jus d’orange en een schaal verse kersen te wachten. Onze pater Olivier komt binnen en vraagt of alles naar wens is. Ongemakkelijk door zoveel liefde en warmte stellen we dé Nederlandse vraag: ‘Wa kosta nouw zoon naagie?’ Olivier vraagt ons met een knipoog of we echte Pelgrims zijn, wij antwoorden eerlijk bevestigend. ‘Dan is het gratis,’ zegt hij.
We praten nog even door. Het is een bijzonder gesprek, wij spreken beperkt Frans, hij geen Engels. We moeten allemaal investeren en daarom lukt het.
Wat is het rustig hier. De vijfentwintig kilometer is niet meer in het lichaam terug te vinden. Tijdens het doen van een handwas op onze kamer, kijken we door het raam naar de verzorgde tuin. Een pater gaat met een hogedrukspuit het onkruid te lijf, het is hardnekkig, de pater en het apparaat hebben het zwaar. God laat klusjes over.

Onze kamer bestaat uit twee bedden, twee nachtkastjes met een bijbel en een lampje. Een kledingkast met extra lakens en een fonteintje. Op de muur hangt een Maria met haar zoon ingelijst. Er hangt ook een telefoon, waar die voor dient, wordt ons snel duidelijk. Hij produceert een hoge toon die de paters activeert voor het eten, een dienst of andere verplichting. Het is een strak schema.

Om half acht klinkt er opnieuw een hoge toon, ditmaal ook voor ons. Eten!

Wij blijken de enige gasten en krijgen een rijkelijke maaltijd die bestaat uit franse kaas, brood, een aardappelbonenschotel, kersen en…bier(5%). Nu nog de Tour-de-France op televisie en we boeken hier een paar nachtjes bij. We hebben ons bord koud leeg, als onze pater Olivier langsloopt om te controleren of we goed hebben gegeten, hij is tevreden en we mogen slapen.

Leave a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *