Je zou het een keer moeten doen. Je pakt de auto, trein, bus of het vliegtuig naar Lausanne. Je zet je tent op de prachtige camping of slaapt – net als wij – in de herberg. Om zeven uur in de ochtend gooi je een rugzak om en ga je lopen. Lopen, lopen, eerst over de boulevard, langs het water, lopen en lopen. Vanachter de met sneeuw bedekte toppen van de bergen zie je de zon verschijnen, en het water voorzien van glinsteringen die je ogen doen knijpen.
Op de kant liggen honderden vogels te slapen, sommigen zoeken rondslingerende restjes eten, anderen kwaken. Je ziet die alsmaar groter wordende Alpen en in het water een visser zijn hengel uitgooien, de schipper op zijn plezierjacht zijn dek schrobben, de cafés hun deuren openen. Je loopt en loopt en laat Lausanne achter. Er zijn zoveel andere mooie plaatsjes aan dit prachtige meer. Pully, Paudex, Lutry. Je loopt langs kilometers lange wijngaarden die net als jij hopen op meer zon. Je ziet kasteeltjes, watervallen, riviertjes. En iedere seconde dat je langer naar dat ene punt kijkt, zie je het mooier worden.
Dat is onze wereld. Vandaag vijfentwintig kilometer lang, wat een genot. We voelen de bagage niet, drinken wat in ieder dorp en vinden het weer perfect.
De afgesproken tijd met de pastoor van de Notre Dame in Vivey was te optimistisch. Gelukkig heeft een vriendelijke conciërge op ons gewacht en wijst hij ons de weg naar een kleine ruimte naast de kerk. Het is het meest simpele verblijf dusver, twee bedden en een kastje. De TL-lamp voorziet de grijs geverfde ruimte weinig subtiel met licht. Aan de geur te ruiken heeft menig pelgrim hier zijn laatste adem uitgeblazen. Het kan ons niets schelen, we ruiken bloesem. Met zo’n tocht als vandaag kan de nacht niet kort genoeg zijn, morgen mogen we weer.