Kom mee naar buiten, het zonnetje schijnt, het wordt vandaag weer een prachtige dag!
Het is zes uur in de ochtend als we fluitend de deur van de jeugdsoos dichttrekken, nog even langs de bakker en dan gaan! We zijn goed voorbereid, eten voor twee dagen, vier liter water en zo fit als een hoentje.
De ochtend gaat heerlijk, het stijgen gaat geleidelijk en we hebben het zowaar naar ons zin. ‘Gisteren was zwaarder’, ‘misschien hebben we het ook te spannend gemaakt’, en meer naïeve uitspraken passeren de revue. Als we om half twaalf al over de helft zijn, besluiten we door te gaan naar de col. Yes, we can!
Vijf kilometer voor de streep laat Bernard zich van zijn gemene kant zien. De bomen hebben plaatsgemaakt voor kale rotsen. De bloementjes en de bijtjes zijn sprinkhanen. De pittoresk riviertjes zijn watervallen. Het is alleen nog maar klimmen, non stop. Als je stil staat, val je naar achteren. Ewout vloekt. Het is rotweer. Zon, zon, zon. We drinken liters water weg, vullen het met moeite bij in de stromen onderweg. Bernard kent geen genade, waarom toch de Via Francigena, er zijn drie mogelijkheden om de Alpen over te gaan op weg naar Rome, wij kiezen de grootste. En dat dan die allergrootste berg ook nog de naam van een hond heeft, moet het lot zijn. Nee, niet Le Petit Golden Retriever ofzo, maar meteen ook de GRAND ST. BERNARD!
De laatste kilometer leunen we om de paar stappen hijgend voorover op onze loopstok. Het is opvallend dat we de hele tocht geen kip zijn tegengekomen en dat er nu bosjes mensen fluitend naar beneden komen wandelen. Die eikels hebben we eerder de dag met de auto toeterend voorbij zien komen, hebben de hele dag met hun luie reet op het terras gezeten en gaan nu even sportief doen en de eerste kilometer van de Grand St. Bernard abseilen! Allemaal prima, maar uit onze buurt! We hebben onze nuance in Orsières gelaten.
We hijgen, kreunen, steunen en vloeken onszelf omhoog. Als de paters van de Hospice hierboven een inschatting willen welke pelgrim om religieuze redenen loopt, moeten ze subtiel een webcam plaatsen een paar meter voor de top.
We hebben het gehaald! Trots stappen we over de laatste steen. Helaas geen welkomstcomité, wel honderden toeristen – en dat zijn wij niet, wij zijn pelgrims – die foto’s maken van het uitzicht.
We lopen door naar de Hospice, daar filteren ze onze inzet gelukkig en we mogen naar een aparte kamer, waar een vriendelijke pater ons een kopje thee geeft. Met diepliggende ogen staren we in het niets, even niets te zeggen.
We mogen slapen in een grote kamer met veel bedden. De Hospice heeft tientallen kamers met honderden bedden, de meeste worden tegen betaling aangeboden. Voor pelgrims is het gratis. We eten met een groep andere gasten in een grote zaal en kunnen – na het ophalen van een ketting met een sleutel – douchen en mogen slapen in een stapelbed. Even terug op het kamp van groep 8.
We delen de kamer met een Italiaan en twee Duitsers, veel tijd om te investeren in het opbouwen van een vriendschap geven we ze niet. We kunnen niet meer op onze benen staan. Snel slapen om morgen hoe dan ook de eerste kilometers fluitend langs toeristen naar beneden te gaan.