Het is duidelijk dat Horst dezelfde kant oploopt, een ongeschreven regel onder de pelgrims luid dat je gewoon je eigen gang gaat. Dus stoïcijns honderd meter achter elkaar lopen is niet gek. Wij hebben er moeite mee: soms halen we hem in, soms hij ons. Wij hebben het gevoel iedere keer een praatje te moeten maken, gedurende de dag verdwijnt dit.
De regen had niet gehoeven. We moeten vandaag weer echt aan de bak, de hoogte in. In drie dagen stijgen we 1200 meter. Door de regenval is de normaliter droge aarde drassig en glibberig.
We komen tegelijk met Horst in Casio aan. Het bruist hier niet, een pelgrimshotel, een bar en een restaurant. Het hotel is nog dicht. We besluiten het idee van Horst te volgen en schuiven bij hem aan in het restaurant. Hij neemt een bord spaghetti, drinkt biertjes en slaat midden in een onduidelijk verhaal – over zijn filosofie achter de bewegwijzering van de Via Francigena – snoeihard op zijn eigen voorhoofd. De bromvlieg leeft nog, Horst neemt een slok bier.
Na het eten dwalen we wat door het kleine dorp. De straten voelen met die grote, glimmende tegels als een museum, de middeleeuwse huizen zijn de schilderijen.
De mensen houden van het dorpje, van hun huis, het is een bloemrijke eenheid.
Als de zon zich voor het eerst laat zien hangen we de was buiten, daarna snel naar binnen en weer even naar buiten. We voelen ons goed. Jolanda loopt lekker. Morgen een kleine etappe met hopelijk een camping als slaapplek.