Ewout schuift de gordijnen open, trekt de lakens weg. ‘Sorry vrienden, er staat 30 kilometer op het ontbijt.’
Alsof ze niet anders gewend zijn gaan M. en P. mee in ons ritme en verlaten we rond 07.00 uur de muziekschool op weg naar San Miniato.
Na een paar kilometer is er geen autoweg meer te horen, zijn er vogels die ons goedemorgen zingen en dit blijft het decor vandaag. We kunnen in twee dagen heel veel facetten van het pelgrimeren laten zien: wisselend weer, veranderlijke omgeving, verschillende mensen.
Rond het middaguur komen we aan in een schattig dorpje, Ponte a Cappiano, door Segeric opgetekend als Aqua Nigra vanwege de kleur van het kanaal waar we langslopen. We kopen hier brood, chocolade, pizza en wat water en genieten van het weer. Het is zo nog tien kilometer tot het station waar onze vrienden de trein terug naar Pisa nemen. Terwijl we napraten over de afgelopen dagen met z’n vieren, komt het Italiaanse koppel met hond het dorpje binnen. Ewout heeft als missie om naar de handreiking gisteren vandaag te werken aan zijn relatie met de Italiaanse hond. Op weg naar de supermarkt reikt hij zijn hand naar het beest, dat aan een paaltje is vastgemaakt terwijl zijn baasjes proviand inslaan. Wie er sneller is blijft in het midden, maar de hond pakt de hand. Ewout schopt in een reflex in de richting van de hond en slaakt een kreet, niet Italiaans maar boos genoeg om de hond naar achteren te jagen. De Italiaanse jongen komt geschrokken aanrennen en kijkt of er niet doorgebeten is in de hand van Ewout. Het lijkt mee te vallen, het was een waarschuwingsschot. Geen bloed, geen pijn. Na een hoop excuses vertelt de jongen ons dat de hond een dikke week geleden is aangevallen door een andere hond en sindsdien is doorgedraaid. De dokter heeft gezegd dat ze hem moeten laten inslapen, omdat hij niet meer betrouwbaar is.
Top dit. Zaten we ons een week geleden nog te irriteren aan een Duitse Herder die iedere ochtend een harde scheet laat, krijgen we nu een hond die pelgrims eet.
De laatste kilometers zijn zwaar voor onze vrienden. De ontgroening loopt op haar einde en met spierpijn, blaren en geen zin meer in dat irritante wandelen komen we aan op het station. We nemen afscheid en geven ze wat merchandise mee – een speldje van de Via Francigena.
We staan op het punt een grote heuvel te beklimmen in de richting van de parochie van San Miniato, als er naar ons gefloten wordt. Hebben onze vrienden ontslag genomen en lopen ze mee tot Rome?
We kijken goed en zien het Italiaanse stel. We hebben nu wat meer tijd voor elkaar. Diego en Lucie en ze weten meer van ons dan andersom. Ze zijn vertrokken vanuit Milaan en lopen sinds anderhalve week dezelfde route. Bij diverse overnachtingen zagen ze onze namen in het gastenboek staan.
Ze vertellen ons dat de parochie verderop heel veel geld vraagt voor een overnachting en dat zij een plekje bij de brandweer hebben gevonden, ze willen ons hier ook wel introduceren. Op voorwaarde dat we niet in één ruimte met dat gekke beest van ze hoeven te slapen, gaan we akkoord.
Er is gelukkig nog genoeg plek in een aparte kamer en zo komen we tot rust na twee leuke, maar intense dagen.
Er wordt op de deur geklopt. De man die eerder in de middag onze paspoorten in beslag heeft genomen, komt ze terugbrengen. Hij geeft ons ook een kartonnetje. Keurig geprint op naam ontvangen wij ons eerste certificaat. Trots nemen we deze in ontvangst, gaan we op de foto en zeggen we dat we de speech nog moeten schrijven. Iets met hondsdolheid.