De berg waar we gisteren van werden teruggefloten, moeten we vandaag beklimmen. Het wordt heuvelachtiger dan de vlaktes na Lucca.
We praten nog wat na over de afgelopen dagen als onze zachte ochtend bruut wordt verstoord door een harde knal. Een knal later zijn we omsingeld door mannen in legerkleding, in de ene hand een lijn met een hond, in de andere een jachtgeweer. Ze merken ons op maar besteden geen tijd aan ons, ze sluipen in de richting van de grote, open velden. Velden waar wij ook heen moeten!
‘Het zijn vast losse flodders,’ zegt Ewout, ‘en we hebben gewoon de route gevolgd, zijn niet over hekjes gestapt, geen bos gekapt, gewoon gewandeld.’
Bij de koffiebar vlak voor Gambassi Terme wordt ons door een mevrouw met een kunstgebit uitgelegd dat het vandaag de eerste dag van een jachtdriedaagse is, de mannen mogen legaal knallen.
‘Jij met je losse flodders,’ zegt Jolanda.
‘Zie dat,’ Ewout wijst naar buiten. We zien een groep van acht mannen een schild vormen in een olijven-plantage, om daar naar wij vermoeden een geheel onschuldig veldmuisje te slachtofferen.
Als we aankomen bij een prachtig, oud kerkje die tegen de muren van een nog ouder kasteel is gebouwd, blijkt de priester die we eerder via de telefoon spraken weg te zijn. Een vriendelijke dame zegt dat het geen probleem is dat wij hier slapen. Ze laat ons de ruimte wel zien. We zien onszelf al in dit middeleeuwse bouwwerk slapen, als ze verder om het kerkje loopt naar een bijgebouw dat ooit als theater diende. Een boerenschuur zonder douche, enkel koud water en geen matras. Ze wijst naar wat stukken schuimrubber die ooit als decor hebben gediend, dit mogen we gebruiken.
‘Oké, even strategisch. De goedkoopste Albergo is 50 euro en we moeten op ons geld letten. Er zijn allerlei nieuwe pelgrims in onze nek aan het hijgen, dus laten we maar akkoord gaan met dit waanzinnige aanbod.’
Wanneer we het vervallen hok opfleuren met muziek, komt er een afgetrainde Italiaanse pelgrim binnen. Of wij hier serieus gaan slapen? We knikken trots van ja. Hij lacht en gaat door naar een Hostel. We knipperen met onze ogen en hij is weg. Later begrijpen we dat iedereen hem ‘De Trein’ noemt, je ziet hem maar een keer per dag voorbij flitsen. Hij heeft 7000 kilometer gelopen in drie jaar tijd. Na de Trein komen Diego en Lucia binnen zonder… O nee toch, helaas heeft de hond het jachtgeweld overleefd. Ze hebben naar eigen zeggen een rotdag achter de rug en twijfelen of ze doorlopen naar San Gimignano, of hier blijven. Coulant als we zijn reiken we een stuk schuimrubber aan. Ze discussiëren wat in het Italiaans en verkiezen ook het hostel.
Dan rest nog de Pool, hij komt binnen als we afscheid nemen van Diego en Lucia. Ze omarmen hem amicaal. Het is leuk om ze samen te zien, Pietro (de Pool) praat eigenlijk niet. Hij is half doof, heeft een armprothese en loopt zo traag als klei. Hij weegt nog geen vijftig kilo en heeft twee blauw met rode pyjama’s, een om in te lopen de ander om in te slapen. Diego praat non-stop tegen de Pool, gewoon in het Italiaans. De Pool lacht.
We begrijpen van Diego dat de Pool hier wel blijft slapen, hij heeft niet veel nodig. Ze lopen al een week met hem en hij eet driemaal daags stokbrood met kaas en spoelt dit weg met melk.
Wij kiezen voor pasta in het hostel waar de andere pelgrims zitten. Als we terugkomen, ligt Pietro te slapen. We kleden ons om en springen – au, wat zijn die tegels hard – in bed.