6.55 uur – Halte 1

6.55 uur – Halte 1

Hij steekt zijn hand in de prullenbak en laat zijn smartphone los. Met een plof komt het apparaat op de stalen bodem terecht, een gong zingt door het dal, uit de kerktuin naast de bushalte vliegt een spreeuw met luid gekwetter weg. Hij draait zich om en kijkt naar zijn huis; er gaan geen lampen aan.

Het is donker niemand ziet me, denkt hij en volgt het enige licht in de straat: een spot in het gras verlicht de gotische kerktoren en een deel van de bekladde kerkmuur. Er is met graffiti een groene en een rode pijl op gespoten, groen wijst naar de stad, rood naar Wolfshage. “La vie que vous faites dans la ville, mourez dans le village”, staat erboven in sierlijke zwarte letters. “Leven doe je in de stad, sterven in het dorp.” Het staat er al jaren, niemand durft het weg te halen, verwijderen is het gelijk van de kunstenaar.

Waarom is het zo koud? Hij trekt de rits van zijn jas tot tegen zijn kin. Door de kleine wolkjes ademdamp ziet hij het verlaten plein, alsof de vorst vannacht dit beeld voor hem heeft vastgezet, hij het nog een keer moet zien. De bus komt zo.

Hij stelt zich voor hoe het er hier over een paar uur bij ligt als de zon de struiken en de oudste bewoners heeft ontdooid. Verlicht komen de stokoude mannen op de stralende kiezels af. Geen van hen zal het toegeven maar elke nacht vallen ze in slaap met de angst niet meer wakker te worden. Dit verklaart de besmuikte glimlach op hun gezicht als ze aan het einde van de ochtend de voordeur openen, plaatsnemen op de bankjes op het plein. Glimlachen, zwijgen en wachten op God die de presentielijst opleest. De rest van de ochtend blijven ze stil, omdat ieder geluid hun opluchting verraadt. Opgelucht dat ze mogen plaatsnemen op een steen. Rond lunchtijd komen de vrouwen. De eerste deelt borden uit, de volgende bestek. Vervolgens gaat het zuurvlees, puree, speltbrood van de vorige avond van bank naar bank. De rest van de middag gebruiken ze om elkaar te vertellen hoe fantastisch het eten was. Zolang het niet door hun eigen vrouw gemaakt is laten ze het zich smaken. Aan het einde van de middag stopt de bus bij de kerk en voegen de werkende mannen en vrouwen zich bij het gezelschap. Zo verloopt de dag tot iemand in de gaten krijgt dat hij niet uit de bus gekomen is. In het gunstigste geval halen ze hun schouders op, praten ze door over het ‘zoervleisj’.


Note: Deze flard komt uit ‘Lens’ een verhaal waar ik jaren terug, jaren aan gewerkt heb. ‘Lens’ ligt digitaal stof te happen tot ik weet hoe ik verder moet.

Leave a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *